Baviàààànen!
Vanmiddag liep ik vanaf de colobusapen richting olifanten. Links van mij, op de Savanne, liepen de waterbokken, giraffen en gnoes. Tegenover me kwam een jongetje aangelopen.
Hij liep in een zeer stevige pas naar de rand van de Savanne, ging daar staan met zijn benen een beetje wijd en zijn bovenlijf een beetje voorover gebogen. Hij zette kracht, veel kracht. Zijn beide handen kwamen in zijn zij. ‘Die gaat schreeuwen’, dacht ik, ‘maar waarom? En naar wie?’
Het jongetje keek naar de waterbokken, giraffen en gnoes en trok zijn mond open. Zo hard hij kon, echt zo hàrd hij kon riep hij:
‘Baviaaaaaaaaaaaanen! Dik-ke LUL!!’
Ik schoot in de lach. Het zag er zo koddig uit, dat kleine mannetje maar dat taalgebruik, dat kon natuurlijk niet! Ik greep dus in.
‘Zeg jongeman!’ zei ik quasi boos, ‘wat hoor ik daar nou?’
Het jongetje sloeg zijn hand voor zijn mond en kleurde.
‘Want weet je,’ ging ik grijnzend verder, ‘als je iemand uit wilt schelden dan moet je dat wel goed doen… Dat zijn toch helemaal geen bavianen!’
Giebel.
‘Het zijn giraffen, waterbokken en gnoes. Blauwe gnoes om precies te zijn. Dus wil je ze niet meer bavianen noemen?’
Giebel.
‘En de rest, ach, dat snap je volgens mij zelf wel, daar hoef ik het niet over te hebben maar de bavianen? Die zijn achter je.’
Grijnzend liep ik verder, het jongetje giebelde nog even door en zijn vriendje liet me vervolgens nog harder lachen door vervolgens, ook heel hard, te roepen: ‘Hee, kijk nou! Vogels met spaghetti op hun kop!’
(Kroonkraanvogels)